Museummolen Schermerhorn - Schermerhorn, NL
Posted by: Hi-Bye
N 52° 36.008 E 004° 52.404
31U E 626877 N 5829437
Ondermolen D nabij Schermerhorn, is ingericht als Museummolen.
De molen beschikt sinds 1980 over een bezoekerscentrum.
Waymark Code: WMNPVC
Location: Noord-Holland, Netherlands
Date Posted: 04/15/2015
Views: 6
De poldermolens van de Schermer waren naast een werktuig om water te verplaatsen ook een dienstwoning voor de molenaar. Omdat regen en wind onberekenbare factoren zijn, was het ideaal als de molenaar op zijn werk woonde en op ieder moment van de dag inzetbaar was. Als de polder nog niet ‘op peil’ was en de wind was gunstig, dan maalde men ongeacht de werktijd. Zo gebeurde het dat men enkele etmalen achter elkaar in touw was met de molen.
De Schermermolens waren alleen op de begane grond ingericht als woning. In de tijd dat de molen nog was uitgerust met een scheprad, werd bijna de helft van de begane grond in beslag genomen door het scheprad met zijn water-as en waterwiel. Het plaatsen van vijzels in de 19e eeuw, ter vervanging van de schepraderen, maakte het mogelijk om het totale oppervlak van de begane vloer als woning in de richten.
In de Museummolen is een wooninrichting van 1850 aanwezig, waarmee een kamer 19e eeuws is ingericht en de andere kamer de sferen van de beginjaren van de 20e eeuw vertoont. Bedsteden waren de slaapplaatsen en een open stookplaats, waar turven werden verbrand, of een potkachel met kolen, cokes of briketten werden aangewend als verwarming. Een keuken ontbrak. Men kookte boven het open vuur, op de potkachel of met petroleumstellen. Regenbakwater, opgevangen via het dak van de schuur en opgeslagen in de waterput, werd als drinkwater gebruikt en het oppervlaktewater als waswater. Het toilet stond boven sloot en de boenstoep (=wasplaats) langs de slootkant. Op de eerste verdieping werd niet gewoond, omdat deze door de rook afkomstig van de open stookplaats zwaar met roet was bevuild.
De molenaar was in dienst van de polder en kreeg voor het werk met de molen slechts een vergoeding van 80 tot 100 gulden per jaar. Dat was volstrekt onvoldoende en moest aangevuld worden. Was het niet noodzakelijk om met de molen te werken, dan verhuurde de molenaar zich bij de boeren, polderbestuur of hadden ze zelf een nering waarmee men het loon aanvulde.
De molenaar had ook privileges. Zijn inwoning was gratis, hij kreeg van de polder turven om te stoken, kaarsen, petroleum en bovendien mocht men een stuk grond gebruiken voor een moestuin of om wat vee te weiden. Molens met veel grond waren goede molens en molens met weinig grond slechte molens. Bij een nieuwe vacature als molenaar was promotie van een slechte molen naar een goede molen mogelijk.
De gezinnen waren door de slechte hygiëne en volksgezondheid van vroeger jaren niet erg groot. Veel kinderen stierven op jonge leeftijd en ouderdom werd snel bereikt, omdat het werk zwaar was. Naast het eigen gezin was een grootouder vaak ook een deelnemer van dit gezin. Bij overlijden van man of vrouw kwam een knecht of meid in dienst, waarmee uiteindelijk ook gehuwd werd. Het werk op de velden was vroeger gewoon handwerk en als de nood aan de man was werkte het hele gezin, indien mogelijk, mee op het land.
Het leven in en rond de molen was hard. Het werk als molenaar werd niet als hoogwaardig beschouwd en men stond onder een strak regime van het polderbestuur. Wangedrag werd beboet en na herhaling volgde ontslag. Afscherming van de draaiende onderdelen van de molen ontbrak, waardoor ongevallen regelmatig plaats vonden. Slechte isolatie, tocht en vocht maakten het wooncomfort er niet beter op en de vaak afgelegen ligging van de molens zorgde voor een beperkte bereikbaarheid. Maar het werken met de seizoenen compenseerde veel; eentonig was het molenaarswerk allerminst.